* De klacht
Mijn klacht (6 juni 2000) waar de gouverneur naar verwijst in zijn schrijven van 19 februari 2008 had inderdaad niets te maken met de problematiek onderhoudsplicht.
Motief klacht
Mijn beroep op de gouverneur d.d. 6 juni 2000 betreft het feit dat het OCMW Oostende niet had gereageerd op mijn verzoek om de door de directrice van het OCMW-rusthuis in haar schrijven van 14 oktober 1999 gehanteerde briefreferte ‘uw laatste schrijven’ te preciseren met minstens een datum. De gouverneur oordeelde dat het OCMW niet diende in te gaan op mijn verzoek om het vage briefkenmerk ‘uw laatste schrijven’ te verduidelijken omdat de vraagstellingen dienaangaande te maken hadden met de vertrouwelijke en inwendige werking van de OCMW-organen. Het oordeel van de gouverneur stoelt op het OCMW-verweerschrift van 28 jul 2000. In dit OCMW-verweerschrift staat echter niet één woord opgetekend betreffende het motief van mijn beroep op het ambt van de gouverneur.
De vraag is:
Rechtmatig dat een hogere overheid
het beklag van een (democratisch) bestuurde burger
seponeert op grond van een verweerschrift
waarin niet één woord staat opgetekend
betreffende het klachtmotief
?
Voorgeschiedenis
OCMW negeert verzoek
De directrice van het OCMW-rusthuis ‘De Boarebreker’ meldt me per schrijven van 14 oktober 1999 dat mijn laatste schrijven op 3 september 1999 werd behandeld door het Bijzonder Comité Beheer. Uit de verificatie van mijn correspondentie blijkt echter dat mijn laatste schrijven dateert van 8 september 1999. Dit laatste schrijven verwijst naar mijn voorgaande brief van 3 februari 1999. Aangezien mijn laatste schrijven dateert van 8 september 1999 is het aldus niet mogelijk dat het enkele dagen eerder, namelijk op 3 september, werd behandeld. Bovendien is het van de rusthuisdirectie uitgaande schrijven inhoudelijk volstrekt irrelevant en ontwijkend ten opzichte van het motief van mijn laatste en voorafgaande brieven, respectievelijk gedateerd 8 september en 3 februari 1999.Ik acht het dan ook verantwoord om de rusthuisdirectie te vragen om de door haar gehanteerde briefreferte te verduidelijken met minstens een datum. Daar de rusthuisdirectie niet antwoordt, schrijf ik het OCMW-bestuur aan. Het OCMW reageert niet. Nochtans zou het vervolledigen van de door de rusthuisdirectie gehanteerde briefreferte uw laatste schrijven met minstens een datum reeds een normaal en afdoend antwoord geweest zijn ter weerlegging van mijn aanwijzing dat mijn laatste schrijven dateert van 8 september 1999 en bijgevolg niet enkele dagen voordien, meer bepaald op 3 september 1999 kon zijn voorgelegd aan het BCB.
Beroep op gouverneur
Vermits ook het OCMW-bestuur niet had gereageerd, doe ik per schrijven van 6 juni 2000 beroep op de gouverneur. Ik vraag de gouverneur om bij het OCMW Oostende tussen te komen opdat het OCMW het door de directrice gehanteerde briefkenmerk ‘uw laatste schrijven’ zou preciseren met minstens een datum. De gouverneur vraagt het OCMW om een uitleg. Het OCMW antwoordt per schrijven van 28 juli 2000 (kopie verweerschrift hieronder).
Gouverneur volgt het OCMW
De gouverneur laat me per schrijven van 4 augustus 2000 weten dat zijn ambt heeft geoordeeld dat het OCMW geen gevolg dient te geven aan mijn verzoek, omdat de door mij opgeworpen vragen te maken hebben met de vertrouwelijke en inwendige werking van de OCMW-organen. Het OCMW diende aldus niet te reageren op mijn verzoek om de door de rusthuisdirectie gehanteerde vage briefreferte uw laatste schrijven te verduidelijken. Mijns inziens zou, zoals reeds gezegd, het vervolledigen van het vage briefkenmerk met minstens een datum een afdoend antwoord geweest zijn op mijn aanwijzing dat mijn laatste schrijven dateerde van 8 september 1999 en bijgevolg niet enkele dagen voordien, meer bepaald op 3 september 1999 kon zijn voorgelegd aan het BCB.
Oordeel gouverneur stoelt op irrelevant ocmw-weerwoord
Het ambt van de gouverneur seponeert mijn klacht op grond van het OCMW-verweerschrift van 28 juli 2000 (zie bijlage). Volgend op een occasioneel gesprek dat ik op 18 september 2000 had met de OCMW-voorzitter wordt me een kopie van het OCMW-verweerschrift overgemaakt. Markante vaststelling is dat er in het verweerschrift niet één woord te lezen staat betreffende het motief van mijn beroep op de gouverneur. Het verweerschrift is van het eerste tot het laatste woord naast de kwestie. Bovendien is het weerwoord een kluwen van halve waarheden (de leugen overstijgend) en flagrante onwaarheden, gemanipuleerde feitelijkheden en niet steekhoudende argumenten, ongegronde beweringen en tendentieuze insinuaties aan het adres van mijn persoon. Per aangetekend schrijven van 25 oktober 2000 heb ik het kwestieus verweerschrift van het OCMW punt voor punt weerlegd. Enige respons is uitgebleven.
Hierna een kopie van het OCMW-verweerschrift van 28 juli 2000. KLIK > bijlage 2
Het stuk is onderverdeeld in acht fragmenten.
Bij het aanklikken van het cijfer naast een tekstfragment kan men kennisnemen van mijn weerlegging die inhoudelijk overeenstemt met mijn aan het OCMW overgemaakt weerwoord van 25 oktober 2000.